De pensioenonderhandelingen tussen vakcentrales, werkgeversorganisaties en kabinet liepen op 20 november 2018 stuk. Hoe kon dat gebeuren?
Werknemers- en werkgeversorganisaties overleggen al een aantal jaren in de Sociaal-Economische Raad (SER) over een nieuw pensioenstelsel. Namens de CMHF voert de Vakcentrale voor Professionals (VCP) in de SER het woord. Belangrijke vraagstukken waren:
Willen we het huidige collectieve pensioen behouden? Of willen we, zoals het kabinet wenselijk vindt, een individueler stelsel met een eigen spaarpotje voor iedereen?
Voordeel van een collectief stelsel: als er onvoldoende geld is door slechte resultaten op de beurs, is het makkelijker de pijn te verdelen. Zo voorkom je ‘pech- en gelukgeneraties’.
Nadeel van een collectief stelsel: Er is voor afzonderlijke deelnemers minder te kiezen. Zo is het nu bijvoorbeeld verplicht om mee te doen in een nabestaandenpensioen.
Willen we de huidige rekenrente als uitgangspunt voor de dekkingsgraad behouden? De rekenrente bepaalt hoeveel geld de pensioenfondsen in kas moeten hebben om aan hun verplichtingen te kunnen voldoen.
Voordeel: omdat de rekenrente verbonden is met de stand van de economie, is er altijd voldoende geld in kas bij de pensioenfondsen om werkenden vooraf een bepaalde hoogte van het pensioen te kunnen garanderen.
Nadeel: als het goed gaat op de beurs en het pensioenfonds groeit, mogen pensioenuitkeringen soms toch niet worden geïndexeerd (aangepast aan de inflatie) of moet er soms zelfs op pensioenen worden gekort.
Willen we de doorsneesystematiek, waarbij jongeren evenveel pensioenpremie betalen als ouderen, vervangen voor een systeem waarbij jongeren minder premie betalen als ouderen?
Met name het kabinet is hier voorstander van, maar het afschaffen en omvormen van de doorsneesystematiek kost de pensioenfondsen (met name de 45-plus deelnemers) eenmalig 60-100 miljard euro.
Voordeel van de doorsneesystematiek: Voor oudere werknemers moeten werkgevers net zoveel pensioenpremie betalen als voor jongeren, waardoor ouderen niet snel te duur worden.
Nadeel van de doorsneesystematiek: Een jongere betaalt in dit stadium van zijn leven relatief veel premie. Als hij/zij niet veertig jaar in loondienst werkt, ontvangt hij/zij minder pensioenuitkering dan op grond van de inleg mag worden verwacht. In feite subsidieert hij/zij dan ouderen omdat die relatief weinig premie betalen.
Op welk pensioenstelsel zijn werknemers- en werkgeversorganisaties uitgekomen?
Het uitgangspunt voor het nieuwe pensioenstelsel, in jargon het nieuwe ‘pensioencontract’, is het streven naar een koopkrachtig pensioen. Om dat te bereiken hebben werknemers- en werkgeversorganisaties besloten af te zien van het idee van individuele pensioenpotjes en vast te houden aan een collectief stelsel.
Daarnaast hebben ze het principe losgelaten dat een werkende vooraf zekerheid moet hebben over de hoogte van de pensioenuitkering, in ruil voor het sneller kunnen indexeren van de pensioenuitkeringen. Dat wil zeggen dat pensioenen sneller worden verhoogd als er beleggingswinsten zijn, maar ook worden sneller gekort bij verlies. Het gaat dan niet over grote bedragen, maar over enkele procenten omhoog of omlaag.
Waarover gingen de onderhandelingen met het kabinet?
Om snellere indexering te realiseren moet de rekenrente op een andere manier worden vastgesteld. Daarover kunnen werkgevers en werknemers niet beslissen, dat is aan het kabinet. Daarover is dus onderhandeld.
Op zijn beurt wil het kabinet van de doorsneesystematiek af, maar daar gaan werknemers- en werkgeversorganisaties over. Die zijn daar niet op tegen, maar afschaffing kost de pensioenfondsen, en dus de deelnemers, 60-100 miljard. Er is dus over compensatie onderhandeld.
Naast de rekenrente en de doorsneesystematiek is er gesproken over onderwerpen die verband houden met het nieuwe pensioenstelsel, zoals het afschaffen van de boeteregeling voor vervroegd uittreden in bepaalde sectoren (RVU-boete), het invoeren van een verplicht pensioen voor zzp’ers en de stijging van AOW-leeftijd.
Waarom zijn de pensioenonderhandelingen mislukt?
Over het voorgestelde pensioenstelsel was er in grote lijnen een akkoord, maar op belangrijke punten kon het kabinet geen zekerheid bieden. Zo wilde het kabinet samen met de werkgevers onvoldoende harde afspraken maken over de manier waarop de rekenrente wordt vastgesteld.
Ook over de kosten van de afschaffing van de doorsneesystematiek konden geen duidelijke afspraken worden gemaakt. De werkgevers waren niet bereid meer premie te betalen om het gat te dichten en het kabinet wilde niet garant staan voor het geval er onvoldoende geld zou zijn.
Daarnaast was het kabinet afwijzend over onderwerpen die verband houden met het pensioenstelsel. Geen bereidheid tot een pensioenverplichting voor zzp’ers. Weigeren om maatwerk mogelijk te maken voor mensen die anders gezond de eindstreep niet halen. Een structurele beslissing over de stijging van de AOW-leeftijd overlaten aan een volgend kabinet.
Al met al was de opstapeling van onzekerheden in het nieuwe stelsel, en daarmee de risico’s voor pensioendeelnemers, zo groot dat de VCP en andere vakcentrales het overleg moesten staken.
Wat betekent dit nu voor uw pensioen?
Uw pensioenregeling blijft voorlopig ongewijzigd. Hoewel de financiële positie van veel pensioenfondsen aantrekt en steeds meer fondsen de uitkeringen kunnen indexeren, blijft indexatie bij een aantal (grote) pensioenfondsen voorlopig uit. Mogelijk zal in 2020 zelfs een kleine korting noodzakelijk zijn om aan de strenge rekenrente-eisen van dit kabinet te kunnen voldoen.
Hoe moet het verder?
De VCP blijft zich vol inzetten voor een goed pensioen. De rekening van een stelselwijziging mag niet bij werknemers komen te liggen. De VCP heeft samen met FNV en CNV opgetrokken in deze pensioenonderhandelingen en dat zal zo blijven. Het gaat immers om geld van werknemers. Pensioenen zijn uitgesteld loon dat door werkgevers is toegezegd. Een eenzijdig plan vanuit de politiek, zonder breed draagvlak en overeenstemming met werknemersorganisaties, kan dus niet aan de orde zijn.